Kleine pimpernel
Sanguisorba minor subsp. minor
Rozenfamilie (Rosaceae)
Nomen est omen
De botanische naam geeft allerlei aanwijzingen over de kleine pimpernel: ‘sanguis’ betekent bloed, terwijl ‘sorba’ stamt van ‘sorbere’, wat opslurpen of absorberen betekent. De naam verwijst daarmee naar het vroegere gebruik als bloedstelpend middel. Net als de bijnamen ‘sorbenkruid’ of ‘bloedkruid’. De Nederlandse naam ‘pimpernel’ komt van het Latijnse ‘piperinus’, waarin we ‘piper’ herkennen, het woord voor peper. De vrucht lijkt inderdaad op een peperkorrel. ‘Minor’ betekent de kleinere, aangezien er ook een grote pimpernel (Sanguisorba officinalis) bestaat.
De tot 50 centimeter hoge plant heeft een bolvormig bloemhoofdje. De bovenste bloemen zijn vrouwelijk en de onderste mannelijk. De kleine pimpernel is een windbestuiver, een zeldzaamheid in de rozenfamilie.
Oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, komt de kleine pimpernel tegenwoordig in alle gematigde streken van Europa en Amerika voor. De plant groeit meestal op redelijk droge en kalkhoudende grond in bermen, graslanden en op hellingen. Behalve voor de medicinale toepassing werd kleine pimpermel vroeger vooral als keukenkruid ingezet: als smaakmaker en als sla.
Thema's
Tegelijkertijd geldt een waarschuwing voor het gebruik van deze plant, zowel inwendig als uitwendig, voor mensen met gal-, maag- of leverklachten.
De jonge blaadjes van de kleine pimpernel kunnen gegeten worden als ingrediënt in salades en dressings. Veel oude recepten vinden dat je er munt prima mee kunt vervangen. De smaak wordt beschreven als ‘komkommerachtig’. De oudere bladen smaken bitter, maar kunnen nog steeds gebruikt worden, bijvoorbeeld in pesto of stamppot. Ook werden de blaadjes in wijn gebruikt om de wijn smakelijker te maken. Dit gebruik was bijvoorbeeld aan het hof van koningin Elizabeth van Engeland populair. Ook in een koele drank als punch doen de blaadjes het goed.
De pimpernel bevat stoffen met bloedstelpende eigenschappen. In de Middeleeuwen dronken soldaten daarom voor de strijd een aftreksel van de plant, in de hoop dat wonden minder sterk zouden bloeden. Pimpernel zou ook de spijsvertering bevorderen en door zijn vocht afdrijvende en samentrekkende werking goed zijn voor nier- en blaasproblemen. Uitwendig zou een bladaftreksel helpen tegen zonnebrand en huidirritatie. Niet alleen het lichaam, maar ook de geest zou baat hebben bij de kleine pimpernel. Het kruid zou de werking van het verstand bevorderen. Onder studenten was het kruid daarom populair: ‘Eet pimpernel en je weet het wel.’
De kleine pimpernel is een waardplant voor vlinders. De rupsen van pimpernelblauwtjes hebben een aantal weken de bloemen van het bloedkruid nodig om te groeien.
De kleine pimpernel werd ooit zo'n belangrijk keukenkruid geacht dat hij als zaad mee werd genomen door de eerste Engelse kolonisten die zich in Noord-Amerika wilden vestigen. Die pilgrim fathers bestonden uit een paar families die in 1609 vanuit Engeland de wijk hadden genomen naar Nederland vanwege hun puriteinse godsdienst, die in botsing kwam met de (te Rooms geachte) Anglicaanse Kerk. Ook aan Nederland kleefden bezwaren en dus besloot een deel van hen in 1620 in de noordoostelijke kuststreek van de latere USA hun eigen gemeenschap te stichten.
In 1905 verscheen een boek dat Barones Orczy en de naam ‘pimpernel’ beroemd zou maken. Het verhaal gaat over de avonturen van een aristocratische Engelse spion, Sir Percy Blakeney, die in de tijd van de Franse revolutie (1789-1799) edellieden uit de handen van het muitende Franse gepeupel probeerde te houden. De bijnaam van Sir Percy was ‘The Scarlet Pimpernel’, oftewel ‘De Rode Pimpernel’, maar daarmee wordt guichelheil bedoeld en niet de grote pimpernel, noch de kleine.
Details
Omschrijving: | Overige kruidachtige planten, eenslachtig eenhuizig, met bolvormige bloemhoofdjes van 1-2 cm. |
---|---|
Verspreiding: | De plant is afkomstig uit het middellandse zeegebied en komt nu in alle gematigde streken van europa voor, tot zelfs in het hoge noorden. de soort is in noord-amerika ingevoerd. |
Leefgebied: | De plant groeit meestal op redelijk droge en kalkhoudende grond in bermen, graslanden en op hellingen. |
Bloeiperiode: | Mei - september |
Bloemkleur: | Twee kleurig |
Notities bloemen: | De bovenste bloemen (vrouweliijk) hebben roodachtige stijlen, groenachtige bloemdekbladen en zijn vaak paars aangelopen. |