Gewone mango
Mangifera indica
Pruikenboomfamilie (Anacardiaceae)






Gewoon lekker!
De gewone mango is een boom die tot 40 meter hoog kan worden en die stamt uit de bossen van Myanmar en het noordoosten van India. Binnen het geslacht Mangifera bevinden zich meerdere soorten zoals de prachtige mango en de stinkende mango.
De domesticatie van de gewone mango heeft vermoedelijk zo’n 2.000 voor Christus plaatsgevonden in India en in de loop der eeuwen zijn talloze variëteiten ontwikkeld. De vrucht is in de vierde en vijfde eeuw voor Christus door Indiërs verspreid over het oosten van Azië. In de 10de eeuw na Christus hebben de Arabieren voor verspreiding langs de Oost-Afrikaanse kust gezorgd. De Portugezen namen de vrucht in de 16de eeuw mee naar Brazilië. Sinds begin 19de eeuw wordt gewone mango wereldwijd in de (sub)tropen gekweekt.
Mango’s bevatten veel vitamine B9 en C en belangrijke mineralen als calcium en magnesium. Verder bevat mango enzymen die eiwitten afbreken door de eiwitketens in stukjes te knippen. Mango is dan ook moeilijk met ijs, melk of vlees te combineren. Men blancheert mango daarom voor gebruik als het in combinatie met zuivel of gelatine wordt verwerkt. Door dit blancheren worden de enzymen inactief.
Thema's

Mango wordt bestoven door bijen, vleermuizen, vliegen en mieren.

Een van de populairste vruchten ter wereld. De mango kan vers gegeten worden, er kan sap van gemaakt worden, jam, snoepjes etc., of kan worden gedroogd en vermalen tot poeder. De zaden zijn een bron van zetmeel en vet. De jonge bladeren kunnen als groente gekookt worden.

Mango heeft medicinale toepassingen zoals anti-diureticum, anti-diarreemiddel en middel tegen braken. Plantendelen worden gebruikt bij de behandeling van verschillende kwalen zoals hoge bloeddruk, angina, astma, hoesten, suikerziekte, gebitsproblemen, huidproblemen, verkoudheid, diarree, bloedende aambeien, dysenterie, schorpioensteken, bloedingen, maagpijn enz. De dunne takken worden gebruikt als tandenborstels om kiespijn te behandelen.

De bloemen worden gebruikt om muggen te verjagen. Het hout wordt gebruikt voor de bouw, voor het maken van meubels, als timmerhout, voor vloeren, dozen en kratten. Het heeft een gemiddelde dichtheid en is middelhard. Het is niet duurzaam in buitenomstandigheden en vatbaar voor schimmels, mineerders en termieten.

De schors en bladeren leveren een geelbruine kleurstof voor zijde.

Bij daarvoor gevoelige personen kan eten van het fruit of huidcontact met het sap huiduitslag veroorzaken zoals bij gifsumak. Delen van de plant zijn giftig bij inname.
Details
Omschrijving: | Boom, tot 45 m. hoog en 1,20 m. diameter. |
---|---|
Verspreiding: | Inheems in assam, myanmar, belize en zuid centraal-china. |
Leefgebied: | Vochtige tropische bossen, op hoogtes meestal beneden de 500 meter, maar soms tot 1.700 meter. |
Jaarcyclus: | Wintergroene vaste plant, bloeit meermalig |
Winterhardheid: | Tot 1 °c |
Bloeiperiode: | Februari - maart |
Bloemkleur: | Wit, geel |
Notities bloemen: | De bloeiwijze is een wijdvertakte, eindstandige pluim, 10 tot 60 centimeter lang. |
Vruchtperiode: | Juni - september |
Vruchtkleur: | Groen, oranje, geel, rood |
Notities vruchten: | Een variabele vrucht, in kleur variërend van groen naar oranje en geel tot rood. de vrucht is normaal gesproken 8-12 centimeter lang, maar bereikt soms 30 centimeter. |
Op z'n mooist: | Juni - september |